9/26/2011

onder ladders door
de statische aaneenknoping van
hout en ijzer, mijn zijn,
loopt de gedachte dat wij
verloren

als de nachten van dansen
en teveel wijn
waarin ik opga en blijf
waar het spant en deint van kansen

maar niemand kijkt echt
per ongeluk botsen ze
tegen me aan, kijken me na
even
om dan weer in de menigte
te verdwijnen

en zonder woorden zeggen zij
de stilte op, en ik
ik raak je kwijt
in die belofte

zwerf rond in de
bocht tussen
wat het is en
zou kunnen zijn

onbezonnen
geef me gewonnen aan
wat ik niet
verliezen kon

wetend dat wanneer
ik op zou kijken
de wijzers nog altijd
naar boven rijken

verlicht
zoals de straat nadat
het feest verlaten en
vol lege glazen voortbestond

zo loop ik door
nu, hier
volgens een pad
in twijfel geborgen

terug naar
het begin van
de vorige morgen waar

ik wakker werd
in de weelde van
weten waar ik stond

en met half open ogen
draaide ik me om
je adem was de waarheid
die vertelde dat dit kon.

9/13/2011

je verzet
bergen
grijpt de kluiten
graspollen, paardebloemen
strooit ze uit en
bent nergens

je wankelt
bewandeld
de perrons en de straten
verandert en
springend over
de gaten in de weg

je doorziet
drinkt en speelt
de platen
ik dans in de badkamer
en luister
naar wat je zegt

slaap kwam ons halen
als de schemer die
plots al was als
een fiets
in de nacht
dat je dan
met bungelende benen
de tijd
pakt

de snelheid van
het trappen
zet mijn hoofd
af, ik wacht

en nu
slokt de ochtend
me op, het
zet mijn vrede
stop

onder water
ergens tussen
vroeger en
later

je vertraagt en
verwacht
niets dus ik
kan nergens aan
voldoen

vat mijn stilte
samen.